Penrose advocatenkantoor in Amsterdam
top
Image Alt

Wanneer geen recht op informatie voor een aandeelhouder

  /  Nieuws   /  Wanneer geen recht op informatie voor een aandeelhouder
Aandeelhouder geen inforecht

Wanneer geen recht op informatie voor een aandeelhouder

Dit blog gaat in op de vraag wanneer een aandeelhouder van een besloten vennootschap geen recht heeft op informatie.

Inleiding

Informatierechten van aandeelhouders van BV’s zijn een juridisch grijs gebied. De wettelijke bepalingen wanneer een onderneming wel of geen informatie moet verstrekken aan aandeelhouders zijn niet helemaal duidelijk. In de praktijk oordelen verschillende soorten rechtbanken, zoals de Ondernemingskamer, anders over aandeelhoudersinformatierecht. Er is veel over dit onderwerp geschreven en geblogd, maar dat is doorgaans vanuit het perspectief van de minderheidsaandeelhouder die -al dan niet ten onrechte- informatie wordt onthouden door de BV.

Wat nu als je als besloten vennootschap een goede reden hebt om een aandeelhouder zo min mogelijk informatie te geven? Wat zijn dan de mogelijkheden? Hier gaat dit juridisch blog op in.

Aandeelhoudersovereenkomst

In eerste plaats is van belang of er een aandeelhoudersovereenkomst is afgesloten. Dat gebeurt lang niet altijd, maar zeker ook voor het regelen van informatierechten voor aandeelhouders is een dergelijke overeenkomst (of een investeringsovereenkomst) van groot belang. Een vrij standaard bepaling is dat een aandeelhouder een breed recht op inlichtingen van de vennootschap heeft, ook buiten een aandeelhoudersvergadering. Indien dat niet de bedoeling is, dan zal deze clausule moeten worden aangepast of geschrapt.

Als er geen aandeelhoudersovereenkomst is die het recht op inlichtingen regelt, geldt het wettelijk systeem. Voor de vorm is het goed om ook de statuten van de vennootschap te raadplegen, maar die zeggen in de praktijk eigenlijk nooit iets over het recht op informatie.

Informatierecht binnen een aandeelhoudersvergadering

Volgens het wettelijk systeem is er een verschil voor een aandeelhouder die binnen of buiten de aandeelhoudersvergadering informatie van de vennootschap wil verkrijgen. Tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders kan elke minderheidsaandeelhouder vragen stellen aan het bestuur.

Dit volgt uit artikel 2:217, lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW):

Het bestuur en de raad van commissarissen verschaffen de algemene vergadering alle verlangde inlichtingen, tenzij een zwaarwichtig belang der vennootschap zich daartegen verzet.

Hoofdregel: alle verlangde inlichtingen verstrekken

De uitzondering heb ik alvast onderstreept en daar kom ik zo natuurlijk op terug. De hoofdregel heeft het over ‘alle verlangde inlichtingen’. Dat is breed, ook volgens de rechtspraak. Het moet dan wel gaan om de zaken die echt de vennootschap aangaan. Een minderheidsaandeelhouder kan zijn informatierecht dus niet aanwenden om via de BV iets van de meerderheidsaandeelhouder zelf te weten te komen, zelfs als die meerderheidsaandeelhouder in het bestuur zit. Ook een meerderheidsaandeelhouder moet -vanuit de positie van aandeelhouder- voor zijn eigen belangen kunnen opkomen.

De aandeelhouder-bestuurder moet wel waakzaam zijn vanuit zijn positie als statutaire directie, want als bestuurder-meerderheidsaandeelhouder geldt een bijzondere zorgplicht. Een bestuurder moet dus goed opletten wat wel en niet mede te delen over de vennootschap en de onderneming. Het uitgangspunt is dat vragen van een aandeelhouder over de vennootschap -tijdens een gewone of een bijzondere aandeelhoudersvergadering gedegen moeten worden beantwoord. Maar let op de hierna genoemde begrenzingen van dit informatierecht voor aandeelhouders.

Een aandeelhouder met een (kleine) minderheid van de aandelen kan tijdens een AVA of BAVA vragen stellen over bijvoorbeeld het dividendbeleid, de jaarrekening, het commerciële beleid van de vennootschap en actuele financiële cijfers. Dit geldt natuurlijk ook voor de meerderheidsaandeelhouder, die dezelfde vragen kan stellen.

Indien de BV (lees: het bestuur) niet voldoet aan de informatieplicht, dan kan dat wanbeleid met zich meebrengen en mogelijk bestuurdersaansprakelijkheid. Als er dus ruzie is tussen de vennootschap en een minderheidsaandeelhouder, is het zaak om als bestuur juridisch advies in te winnen.

Eerste begrenzing: redelijkheid en billijkheid

Het informatierecht van een aandeelhouder om ‘alle verlangde inlichtingen’ op te vragen, is niet onbeperkt: een aandeelhouder moet zich wel zakelijk blijven gedragen. Anders gezegd: ook een minderheidsaandeelhouder moet de grenzen van redelijkheid en billijkheid in acht nemen. Hier kan het bestuur zich niet te snel op beroepen, maar het kan een extra anker zijn om voor te gaan liggen indien er goede redenen zijn om een onredelijke aandeelhouder bedrijfsgevoelige informatie te onthouden.

Tweede begrenzing: zwaarwichtig belang van de BV

Het bestuur is niet verplicht om informatie aan een aandeelhouder (dan wel de algemene vergadering als zodanig) te verstrekken wegens een zwaarwichtig belang van de vennootschap. Het woord ‘zwaarwichtig’ betekent hier dat het belang van de vennootschap zeer duidelijk heeft voor te gaan op dat van de aandeelhouder(s). Een BV heeft doorgaans een goede reden (oftewel een zwaarwichtig belang) om een minderheidsaandeelhouder niet -of niet volledig- bedrijfsgevoelige informatie te geven indien die gegevens uitlekken en daardoor de concurrentiepositie van de BV wordt geschaad.

Een zwaarwichtig belang kan er ook bestaan indien de interne verhoudingen binnen de vennootschap onnodig ernstig worden geschaad.

Het bestuur maakt ter vergadering de afweging of er een zwaarwichtig belang van de BV bestaat om informatie niet te delen. Dit is geen punt waar de aandeelhoudersvergadering over kan stemmen. Als een aandeelhouder vindt, dat er geen gegronde reden was om informatie achter te houden, dan zal die naar de rechter moeten stappen voor een oordeel daarover.

Informatierecht buiten een aandeelhoudersvergadering

De eerder genoemde bepaling uit het BW ziet alleen op de informatierechten binnen de aandeelhoudersvergadering. Een minderheidsaandeelhouder kan er dus belang bij hebben dat er veel BAVA’s worden uitgeschreven, maar dat is natuurlijk niet altijd praktisch. Over het agenderingsrecht van een aandeelhouder verwijs ik graag naar dit blog.

De vraag is dus voor welke informatie een aandeelhouder geen recht heeft om dit bij het bestuur op te vragen. De wet zegt hier niets over, maar er is wel veel rechtspraak over. De gewone rechter en de Ondernemingskamer zitten daarbij niet altijd op één lijn. De Ondernemingskamer veronderstelt bijvoorbeeld dat er een bijzondere zorgplicht is voor een grootaandeel-bestuurder ten opzichte van een minderheidsaandeelhouder die niet in het bestuur zit. Als het bestuur dan niet voldoende informatie geeft, kan dat reden voor de Ondernemingskamer zijn om te twijfelen aan een juiste gang van zaken en een onderzoek gelasten door een derde naar wanbeleid, eventueel met bijkomende maatregelen zoals een tijdelijke bestuurder. Dat betekent echter niet dat de minderheidsaandeelhouder zelf alle verlangde informatie krijgt toegestuurd.

De Ondernemingskamer wordt vaak gezien als een paardenmiddel en een dergelijke procedure wordt doorgaans niet lichtzinnig ingezet. Bij de gewone rechter is het voor een aandeelhouder echter lastig(er) om af te dwingen om informatie toegestuurd te krijgen (als dat niet is afgesproken in een aandeelhoudersovereenkomst). Daar bestaat strikt genomen geen wettelijke basis voor. Ook de jurisprudentie van de Ondernemingskamer geeft niet een 1-op-1 recht aan een bezitter van aandelen om zelf informatie op te vragen.

Als een minderheidsaandeelhouder een vordering op de vennootschap zelf, of meent te hebben, kan de aandeelhouder bewijsbeslag te leggen. Dat kan ook bij bestuurdersaansprakelijkheid. Juristen noemen dit doorgaans een 843a-procedure, verwijzend naar het relevante artikel in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Dat kan echter niet zomaar indien de vordering feitelijk tegen de andere aandeelhouder(s) is gericht. Aandeelhoudersaansprakelijkheid is namelijk heel iets anders.

Conclusie

Dus wat te doen als je als (bestuur van een) besloten vennootschap geen informatie wil verstrekken aan een minderheidsaandeelhouder:

  1. check of er een aandeelhoudersovereenkomst is en wat die hierover zegt;
  2. check of de informatie binnen of buiten het verband van een vergadering van aandeelhouders wordt gevraagd;
  3. ga na welke informatie nu precies wordt gevraagd. Het moet namelijk wel echt de besloten vennootschap betreffen;
  4. houdt goed de hoofdregel in de gaten: het bestuur moet tijdens een aandeelhoudersvergadering alle verlangde inlichtingen geven;
  5. beoordeel vervolgens of het verzoek om inlichten binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid valt (nevenvraag: is het wel echt een zakelijk verzoek?);
  6. maak de afweging of de onderneming ten opzichte van de houder van aandelen een zwaarwichtig(er) belang heeft om geen -of niet alle- informatie te verschaffen;
  7. kies een processtrategie: als het conflict met de aandeelhouder escaleert, waar kom je dan waarschijnlijk uit en wat betekent dit voor eventueel wanbeleid en/of bestuurdersaansprakelijkheid; en
  8. laat je juridisch adviseren!

Dat laatste punt is natuurlijk wat flauw in een juridisch blog, maar dit bericht is juist bedoeld om aan te geven dat het informatierecht voor aandeelhouders een grijs gebied is. Soms heeft een aandeelhouder geen recht op alle informatie van een BV.  Het niet geven van inlichtingen is onder omstandigheden dus wel mogelijk, maar weer niet helemaal zonder risico. Goed advies van een advocaat helpt om dat risico zo klein mogelijk te krijgen.

Dit blog is geschreven door Hans Klaver, advocaat ondernemingsrecht bij Penrose. Hans is te bereiken op 06-22254589 of h.klaver@penrose.law.

Advocatenkantoor Penrose, Amsterdam.

Anderen zochten ook naar: