Wet tegen zorgfraude voorlopig van de baan
De behandeling van het wetsvoorstel ter voorkoming van fraude in de zorg is (voorlopig) gestrand in de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel is tijdens de plenaire behandeling door de Eerste Kamer op 17 december 2018 op verzoek van minister Bruins voor Medische Zorg, aangehouden. De minister wil zich beraden over het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel ‘Verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg’ is op 30 juni 2014 ingediend en wijzigt een aantal wetten op het terrein van de gezondheidszorg. Het doel van de wetswijziging is om de mogelijkheden voor zorgverzekeraars en de Nederlandse zorgautoriteit om fraude tegen te gaan, te vergroten. Ook voorziet het wetsvoorstel in de verplichting voor zorgaanbieders om de voor de controle door verzekeraars noodzakelijke tarief- en prestatiegegevens te verstrekken.
De ruimere bevoegdheid voor zorgverzekeraars om fraude te bestrijden is gelegen in de in het wetsvoorstel opgenomen mogelijkheid voor zorgverzekeraars om bij alle materiële controles naar declaraties medische dossiers van verzekerden te mogen inzien. Deze mogelijkheid bestond al bij verzekerden met een naturapolis, maar nog niet in alle gevallen bij verzekerden met een restitutiepolis. De verzekerde moet achteraf wel geïnformeerd worden dat er in zijn medisch dossier is gekeken, toestemming vooraf is niet vereist.
Waar de Tweede Kamer in september 2016 instemde met het wetsvoorstel, is er in de Eerste Kamer discussie ontstaan over de vraag of het wetsvoorstel wel proportioneel was, en of er – door inzage in het medisch dossier voor zorgverzekeraars ongeacht de polis of de aard van facturering – geen sprake was van een ontoelaatbare schending van de privacy van verzekerden. Veel senatoren vinden het wetsvoorstel een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verzekerden. Als gevolg van deze discussie heeft minister Bruins eieren voor zijn geld gekozen en het tijdens de plenaire behandeling niet op een stemming laten aankomen maar heeft hij verzocht om een aanhouding van het wetsvoorstel zodat hij zich kan beraden over een aanpassing van het wetsvoorstel. Bruins wil zich beraden over de volgende vier onderdelen van het wetsvoorstel:
i) Het wettelijk borgen van de onafhankelijke positie van medisch adviseurs. De inzage in het medisch dossier zal op grond van het wetsvoorstel dienen plaats te vinden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en deze is in dienst van de zorgverzekeraar.
ii) De mogelijke vastlegging dat inzage in het medisch dossier niet plaatsvindt door diverse medewerkers van een zorgverzekeraar onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur, maar dat inzage enkel en alleen gebeurt door de adviseur zelf.
iii) De mogelijkheid om verzekerden van wie het dossier wordt ingezien voor controle, daarover zo vroeg mogelijk te informeren. Het wetsvoorstel bepaalt nu dat verzekerden binnen drie maanden na inzage in hun dossier, daarover worden geïnformeerd. De Eerste Kamer zou het liefst toestemming vooraf zien maar dat vindt de minister een stap te ver.
iv) Welke informatie krijgt een verzekerde als hij wordt geïnformeerd over inzage in zijn dossier. Alleen dat het dossier is bekeken of mogelijk ook een onderbouwing daarbij?
Het bovenstaande laat het spanningsveld zien tussen enerzijds de behoefte aan meer vergaande opsporingsbevoegdheden voor zorgverzekeraars om zorgfraude tegen te gaan, en anderzijds het recht op privacy van verzekerden. Voor nu zullen we moeten afwachten wat het beraden van de minister zal opleveren. Wij houden u over het verdere verloop op de hoogte.
De stand van zaken en overige informatie over het wetsvoorstel is hier te vinden.
Heeft u vragen over het bovenstaande of heeft u als zorgaanbieder te maken met een onderzoek naar zorgfraude of vragen over materiële controles? Neem dan contact met ons op via e-mail (info@penrose.law) of telefonisch via 020-2400710.
Zie update van 02-07-2019.