De coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheid: (n)iets nieuws onder de zon?
Sinds het begin van de COVID-19 pandemie rijst de vraag of de rechter (maatregelen als gevolg van) corona kwalificeert als een onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet (artikel 6:258 BW). Ook wij schreven hier eerder over in dit blog.
Inmiddels zijn we een aantal maanden verder en zijn de (steeds wijzigende) maatregelen daarmee feitelijk minder “onvoorzien”. Betekent dit dat de zogenaamde ‘corona verweren’ niet meer worden gehonoreerd? En zou het verschil maken als de maatregelen opnieuw flink worden aangescherpt?
Kortom, kunnen de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheid worden beschouwd en voor zover dat het geval is, geldt dat nu en in de toekomst nog steeds?
Gevolgen ontbinding en risicoverdeling
Eerst terug naar de basis: maakt het uit of de coronamaatregelen als een onvoorziene omstandigheid kan gelden? Dat is relevant omdat het gevolg van die kwalificatie is dat een overeenkomst geheel of gedeeltelijk kan worden ontbonden, of de gevolgen van die overeenkomst kunnen worden gewijzigd. Bij ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen die de contractuele situatie en verhouding weer terugbrengen naar de originele staat. Wanneer eventueel reeds uitgevoerde prestaties niet ongedaan kunnen worden gemaakt, ontstaat er een verplichting tot (schade)vergoeding jegens de andere partij.
Wanneer de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheid worden aangemerkt, dan is de vervolgvraag: voor wiens rekening komt die onvoorziene omstandigheid? Uit enkele recente uitspraken volgt dat coronamaatregelen kunnen worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs lijdt tot ontbinding van de overeenkomst. De rechter lijkt wat betreft de gevolgen hiervan op de overeenkomst vooral een beroep te doen op de redelijkheid en billijkheid van beide partijen. Hierna behandelen we twee uitspraken waarbij de rechter partijen bijvoorbeeld aanspoorde om met elkaar in gesprek te gaan over de gevolgen van de coronamaatregelen.
Uitspraken eerste lockdown in maart 2020: redelijkheidscorrecties
Het eerste voorbeeld betreft een uitspraak van een zaak tussen schoonmaakbedrijf CSU en het Conservatorium Hotel. Door de lockdown in maart liet het hotel aan CSU weten dat de schoonmaak even niet meer nodig was. Toen het hotel eind juli weer open ging is aan CSU gevraagd om vooralsnog slechts een beperkt aantal mensen in te zetten. De rest van het werk zou het personeel van het hotel deels zelf verrichten totdat de zaken weer aantrekken.
CSU was het daar niet mee eens. Zij maakte alsnog aanspraak op betaling van openstaande facturen voor schoonmaakdiensten gedurende de periode dat het hotel gesloten was. CSU vorderde ook nakoming van de overeenkomst omdat het hotel op basis daarvan verplicht was om alle schoonmaakwerkzaamheden door CSU te laten uitvoeren. Ook vordert CSU dat het hotel met haar in overleg (had) moet treden over doorlopende kosten van CSU wanneer het hotel daar (al dan niet door corona) geen of minder gebruik van maakt.
De rechtbank Amsterdam overweegt in het voordeel van het hotel. De inhoud van de overeenkomst bevat géén (doorlopende) verplichting tot afname van schoonmaakwerkzaamheden. CSU mocht er ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het hotel de (hoge) kosten voor de schoonmaak zou blijven doorbetalen door de tijdelijke sluiting van het hotel als gevolg van de coronamaatregelen.
Stel nu dat er wél een plicht tot afname van de schoonmaakverplichtingen zou bestaan?
Daarover merkt de rechter het volgende op: “Echter, ook als CSU al een recht zou hebben op maandelijkse betaling van het vaste bedrag voor de publieke ruimtes, is voorshands aannemelijk dat het Hotel een geslaagd beroep zou kunnen doen op onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat dat CSU naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten en die niet voor risico van het Hotel komen (artikel 6:258 BW). De schade die het Hotel lijdt als gevolg van Covid-19 is enorm. Zij verwacht dit jaar een omzetdaling van 86%.”
Kortom, de gevolgen van een volledige sluiting als gevolg van COVID-19, kunnen worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid. Hierbij kent de rechter onder meer gewicht toe aan de sterke omzetdaling van het hotel.
Kwam de rechtbank CSU dan helemaal niet tegemoet?
Jawel: het hotel wordt namelijk geïnstrueerd om met CSU in overleg te treden over een tijdelijke verlaging van de tarieven en in te zetten personeel van CSU. CSU heeft er immers belang bij te weten waar zij aan toe is, zolang de coronamaatregelen invloed hebben op de overeenkomst met het hotel.
In een andere uitspraak was er eveneens sprake van een overeenkomst tot het leveren van diensten die door de lockdown even niet uitgevoerd hoefden te worden. De opdrachtgever wilde met die mededeling gebruik maken van zijn contractuele opschortingsbevoegdheid. Volgens de opdrachtnemer mocht dat niet zomaar. Die vorderde betaling van het bedrag dat hij zou ontvangen als hij de werkzaamheden wel had kunnen uitvoeren.
De rechtbank Rotterdam oordeelde dat het (tijdelijk) stopzetten van de overeenkomst in deze kwestie inderdaad toelaatbaar was. Aanvullend gaf de rechter ook hier aan dat als gevolg van de overheidsmaatregelen partijen mogelijk moeten heronderhandelen over de tussen hen geldende overeenkomst: “De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen met zich dat partijen bij een overeenkomst rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. […] Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, zoals de uitbraak van het COVID-19 virus en de in verband daarmee genomen overheidsmaatregelen, kan dit betekenen dat partijen jegens elkaar verplicht zijn tot heronderhandelen van de tussen hen geldende overeenkomst.”
Zouden nieuwe coronamaatregelen opnieuw als ‘onvoorzien’ kunnen kwalificeren?
In beide hiervoor behandelde uitspraken kwalificeerde de rechter de coronamaatregelen (lockdown) als een onvoorziene omstandigheid. Ten tijde van de eerste lockdown periode in het voorjaar van 2020 was ook alles dicht en dat zag niemand aankomen. Dit is een belangrijke verschil ten opzichte van de huidige situatie. Met de ‘tweede golf’ in het najaar van 2020 zal eerder van partijen mogen worden verwacht dat door partijen rekening is gehouden met de opnieuw of voortdurende maatregelen. Daarmee zijn de coronamaatregelen niet meer – althans minder snel – onvoorzien te noemen.
Nieuwe –onverwachte- maatregelen kunnen mogelijk wel zorgen voor een onvoorziene omstandigheid. Uit voornoemde uitspraken lijkt door de rechter dan vooral te worden aangestuurd op heronderhandeling van (delen van) de overeenkomst tussen partijen.
Penrose is gespecialiseerd in contracten en juridische procedures. Vragen? Neem vrijblijvend contact op met een van onze advocaten of bel +31 20 2400710.
Advocatenkantoor Penrose, Amsterdam.
Anderen zochten ook naar: